Lezingen van de dag- vrijdag 25.09.2020




eerste lezing: Pred. 3, 1-11

Alles heeft zijn uur
en ieder ding, dat onder de hemel gebeurt,
heeft zijn tijd:
er is een tijd om te baren
en een tijd om te sterven,
een tijd om te planten
en een tijd om het geplante weer uit te trekken,
een tijd om te doden
en een tijd om te helen,
een tijd om te slopen
en een tijd om te bouwen,
een tijd om te schreien
en een tijd om te lachen,
een tijd om te rouwen
en een tijd om te dansen,
een tijd om stenen weg te werpen
en een tijd om stenen op te rapen,
een tijd om te omhelzen
en een tijd om zich van omhelzen te onthouden,
een tijd om te zoeken
en een tijd om verloren te laten gaan,
een tijd om te bewaren
en een tijd om weg te werpen,
een tijd om stuk te scheuren
en een tijd om aaneen te naaien,
een tijd om te zwijgen
en een tijd om te spreken,
een tijd om lief te hebben
en een tijd om te haten,
een tijd voor de oorlog
en een tijd voor de vrede.
Wat heeft de werker voor baat
bij datgene waarmee hij zich moe maakt?
Ik heb de bezigheden bezien,
door God aan de mensenkinderen gegeven
om zich daar moe mee te maken.
Hij heeft alle dingen uitstekend gemaakt,
ieder ding voor zijn tijd.
Hij heeft in het hart van de mens ook de hele wereld gelegd,
maar toch kan die mens het werk niet bevroeden,
dat God van het begin tot het einde
verricht heeft.

Ps. 144 (143), 1a, 2abc, 3-4

Verheerlijken wil ik de Heer, mijn rots.

Verheerlijken wil ik de Heer, mijn rots,
mijn steun en mijn burcht,
mijn beschermer en redder,
mijn schild en mijn toevlucht.

Wat is dan een mens, Heer, dat Gij om hem geeft,
een mensenkind, dat Gij U om hem bekommert?
De mens is niet meer dan een vleugje wind,
zijn dagen vergaan als een vluchtige schaduw.


1 Sam. 3, 9; Joh. 6, 69b

Spreek, Heer, uw dienaar luistert;
uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.

evangelie: Lc. 9, 18-22

Toen Jezus eens alleen aan het bidden was
en zijn leerlingen bij Hem kwamen
stelde Hij hun de vraag:
“Wie zeggen de mensen, dat Ik ben?”
Zij antwoordden:
“Johannes de Doper,
anderen zeggen: Elia,
en weer anderen: een van de oude profeten is opgestaan.”
Hierop zei Hij tot hen:
“Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”
Nu antwoordde Petrus:
“De Gezalfde van God.”
Maar Hij verbood hun nadrukkelijk dit aan iemand te zeggen.
“De Mensenzoon
– zo sprak Hij –
moet veel lijden
en door de oudsten,
hogepriesters en schriftgeleerden verworpen worden,
maar na ter dood te zijn gebracht
zal Hij op de derde dag verrijzen.”

Reacties

Populaire posts

Evangelie van de dag- donderdag 1.10.2020 - H. Teresia van het Kind Jezus

Lezingen van de dag- dinsdag 5.01.2021